Sinds 31 januari 2025, de datum van het eerste regeerakkoord van de Arizonacoalitie, is er sprake van nieuwe fiscale plannen. Dat akkoord werd op 4 februari licht aangepast. Het kreeg later een vervolg in het paasakkoord.
Sindsdien volgden uiteenlopende aankondigingen en persartikelen elkaar in snel tempo op. Maar waar staan we vandaag concreet op fiscaal vlak?
Een eerste wetgevend pakket — een programmawet — is ondertussen gestemd. Andere maatregelen zijn opgenomen in een wetsvoorstel met diverse bepalingen. Dat is recent gepubliceerd op de website van de Kamer.
We overlopen hieronder de belangrijkste fiscale krachtlijnen van beide teksten.
De geplande meerwaardebelasting op financiële activa maakt voorlopig nog geen deel uit van een definitief regeerakkoord.
De belangrijkste fiscale maatregelen in de programmawet zijn:
Het laatste punt komt in een apart toekomstig artikel aan bod. We focussen hier op de overige maatregelen.
De exittaks is van toepassing bij fusies en splitsingen. Maar ook bij een grensoverschrijdende verplaatsing van de maatschappelijke zetel of hoofdzetel van een vennootschap, waarbij bepaalde bestanddelen niet langer onder de Belgische heffing vallen.
De fiscus beschouwt dergelijke verrichtingen momenteel al als een fictieve vereffening voor de vennootschapsbelasting. De programmawet breidt dit uit naar de aandeelhouders. Zo belast de fiscus het overgedragen eigen vermogen via de vennootschapsbelasting én door een roerende voorheffing op een fictief dividend.
De inwerkingtreding volgt zodra de wet in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd is. De maatregel roept juridische vragen op, met name over de vestigingsvrijheid en het gelijkheidsbeginsel. Maar de regering houdt vast aan haar standpunt dat de maatregel gerechtvaardigd is vanuit dwingende redenen van algemeen belang en in het kader van het territorialiteitsbeginsel.
Dividenden die een vennootschap ontvangt, zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting via de DBI-aftrek. Zo wordt een dubbele belasting van winst – eenmaal bij de dochter-, opnieuw bij de moedervennootschap – vermeden.
Deze aftrek is wel aan voorwaarden verbonden. De moedervennootschap moet minstens 10% van de aandelen bezitten. Haalt ze die drempel niet, dan moet de participatie minstens 2,5 miljoen euro bedragen.
Voortaan zal deze alternatieve drempel alleen nog gelden als de investerende vennootschap – als zij geen kleine vennootschap is – de deelneming boekt als financiële vaste activa.
Deze wijziging treedt in werking vanaf aanslagjaar 2026. Voor vennootschappen met een boekjaar dat samenvalt met het kalenderjaar betekent dat dus: vanaf 1 januari 2025.
Een gelijkaardige wijziging geldt ook voor de vrijstelling van roerende voorheffing op dividenden die aan de nieuwe voorwaarden van de DBI voldoen, vanaf de publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad.
Dit treft vooral grote Belgische patrimoniumholdings. Een investering die louter als belegging werd aangehouden, komt doorgaans niet in aanmerking om als vaste activa geboekt te worden. De fiscus belast in dat geval de ontvangen dividenden als de participatie onder 10% blijft, zélfs als het om meer dan 2,5 miljoen euro gaat.
Voortaan -vanaf publicatie in het Belgisch Staatsblad - worden twee soorten transacties als fiscaal misbruik beschouwd:
Het is aan de belastingplichtige om de niet-fiscale redenen die deze transacties rechtvaardigen te bewijzen.
Belgische financiële instellingen zullen -voor de eerste keer uiterlijk tegen 31 december 2025 - deze transacties moeten melden aan de fiscus. Indien een Belgische ingezetene een effectenrekening in het buitenland aanhoudt waarvoor in België geen vertegenwoordiger is aangewezen, rust de meldingsplicht op de rekeninghouder.
Het wetsontwerp moet nog worden besproken. Het parlement zal er zeker niet vóór het parlementair reces over stemmen. Maar als de beleidsmakers willen dat de wet nog in werking treedt voor het aanslagjaar 2026, moeten ze hem nog vóór eind 2025 goedkeuren. Wordt dus vervolgd.
Laten we de belangrijkste fiscale maatregelen in het wetsontwerp onder de loep nemen.
Deze nieuwe – gunstige – timing zou alleen van toepassing zijn op natuurlijke personen. Dit is in tegenstelling tot wat eerder al was aangekondigd in het regeerakkoord. Daarin werden ook vennootschappen geviseerd.
De aftrekbaarheid zou behouden blijven voor hybride voertuigen die gekocht, gehuurd of geleased worden tot eind 2027. Daarna zou ze geleidelijk worden afgebouwd voor voertuigen die tot eind 2029 worden aangeschaft. Voor aankopen vanaf 2030 zou de aftrek volledig wegvallen.
Voor vennootschappen lijkt er geen wijziging te komen. Zij zouden dus geen fiscale aftrek meer genieten voor het kopen, huren of leasen van een hybride voertuig of een voertuig met brandstofmotor vanaf 2026.
Het valt nog te bezien of dit verschil in behandeling standhoudt in het licht van de antidiscriminatieregels.
Het voorstel houdt onder meer in dat de verhoogde thematische investeringsaftrek (die vooral gericht is op milieuvriendelijke investeringen) zou worden geharmoniseerd op 40% voor alle vennootschappen. Op dit moment is die beperkt tot 30% voor vennootschappen die niet als klein kunnen worden beschouwd.
Daarnaast zou de overdracht van de investeringsaftrek niet langer worden beperkt. Zo wil de regering investeringen nog sterker aanmoedigen.
Een DBI-bevek is een uitkerende bevek die belegt in aandelen. Het gaat om een beleggingsinstrument, bedoeld voor vennootschappen. Voldoet de bevek zelf aan de voorwaarden van het DBI-stelsel, dan is het grootste deel van de dividenden die zij uitkeert, vrijgesteld van vennootschapsbelasting.
Dat blijft ook zo. Maar het voorontwerp voorziet in een maatregel die een mogelijke impact heeft op de vennootschap die in de bevek investeert. Dividenden worden aan de bron onderworpen aan een roerende voorheffing van 30%. Omdat dividenden uit een DBI-bevek niet belastbaar zijn, mag u die roerende voorheffing verrekenen met de vennootschapsbelasting die u moet betalen. Ze is ook terugbetaalbaar, als u geen belasting meer verschuldigd bent.
De verrekening van de aan de bron ingehouden roerende voorheffing met de vennootschapsbelasting zou voortaan gekoppeld worden aan de voorwaarde dat de vennootschap een minimumbezoldiging toekent aan haar bestuurder. Die bezoldiging moet ten laste zijn van het resultaat van het belastbaar tijdperk waarin de inkomsten (dus de dividenden van de DBI-bevek) worden ontvangen. Op dit moment bedraagt die minimumbezoldiging 45.000 euro. Ze moet worden toegekend aan een bestuurder-natuurlijke persoon. Het huidige wetsvoorstel dat voorligt in het Parlement, voorziet niet in een verhoging van dat bedrag.
Daarnaast zou het wetsvoorstel ook een belasting van 5% invoeren op de meerwaarden die gerealiseerd worden op DBI-beveks.
Volgens het voorstel zou deze maatregel in werking treden vanaf het aanslagjaar 2026. Dat is dus al het geval voor alle vennootschappen die hun boekjaar afsluiten op 31 december 2025, of later.
De belastingvermindering voor eigen middelen, die alleen van toepassing is op natuurlijke personen, zou worden verhoogd van 10% naar 20%. Het maximum zou worden verhoogd van 3.500 euro naar 7.500 euro.
De fiscus berekent de vermindering op het verschil tussen de fiscale waarde van de vaste activa en het bedrag van de schulden, vergeleken met het hoogste bedrag dat dit verschil bereikte op het einde van een van de drie voorgaande tijdvakken.
Het gaat dus om een verdubbeling van de belastingvermindering. De regering wil zo investeringen in beroepsactiva via eigen middelen stimuleren.
Maar deze maatregel wordt weinig benut. De toepassing ervan is namelijk heel complex. Het wetsontwerp voorziet bovendien niet in een vereenvoudiging.
Uiteraard volgen wij deze maatregelen op de voet. Hebt u vragen over de mogelijke impact op uw situatie? Contacteer dan gerust uw relatiebeheerder.
U vond dit artikel de moeite?
De inlichtingen en meningen opgenomen in onderhavig artikel zijn toelichtingen met een louter informatief karakter. Zij kunnen in geen geval beschouwd worden als adviezen of aanbevelingen van fiscale, juridische of andere aard. Zij houden geen rekening met uw persoonlijke situatie. Wij verzoeken u dan ook uw raadsman te contacteren vooraleer enige beslissing te nemen die rechtstreeks of onrechtstreeks gebaseerd is op de inlichtingen vervat in deze communicatie. Deze Algemene Bankvoorwaarden vormen het algemene kader van de conventionele relatie tussen BNP Paribas Fortis NV kredietinstelling met maatschappelijke zetel gevestigd is in 1000 Brussel, Warandeberg 3 - B.T.W. BE 0403.199.702 - RPR Brussel, onder het prudentieel toezicht van de Nationale Bank van België, Berlaimontlaan 14, 1000 Brussel en de controle inzake beleggers- en consumentenbescherming van de Autoriteit van Financiële Diensten en Markten (FSMA), Congresstraat 12-14, 1000 Brussel en ingeschreven als verzekeringsagent onder FSMA-nr. BE 0403.199.702.