Sparen als ondernemer: liquidatiereserve of IPT?

Boekt uw vennootschap mooie winsten? Dan vraagt u zich misschien af hoe u die op een fiscaal interessante manier uit uw vennootschap haalt. Er bestaan verschillende fiscaal voordelige opties.

1. U werkt met een liquidatiereserve. Dat is een interne spaarpot, waarin uw vennootschap ieder jaar de nettowinst stopt die ze overhoudt na belastingen.
2. Ofwel spijst uw vennootschap uw pensioenspaarpot. Dat kan onder de vorm van een premie voor een individuele pensioentoezegging (IPT). IPT-premies zijn aftrekbaar als beroepskosten. Daardoor betaalt uw vennootschap minder belasting. Hiervoor moet u de 80%-regel respecteren, én als bedrijfsleider een regelmatige en maandelijkse bezoldiging krijgen.

Individuele pensioentoezegging: de beste keuze

Beide formules genieten van een fiscale gunstregeling. Maar als we uitrekenen hoeveel u op 20 jaar netto bijeenspaart, dan is een individuele pensioentoezegging (IPT) duidelijk de betere optie.

• Stort uw vennootschap ieder jaar 1.000 euro bruto voor uw IPT, dan krijgt u op het einde van de rit een nettokapitaal van 21.800,60 euro. Concreet: na aftrek van de premietaks (4,4%) en instapkosten (2,5%), belegt u zo elk jaar 933,91 euro. Laat ons veronderstellen dat u werkt tot de wettelijke pensioenleeftijd, en dat uw pensioenreserves 3% bruto per jaar opbrengen. Op de wettelijke pensioenleeftijd wordt, naast de RIZIV-bijdrage van 3,55% en de solidariteitsbijdrage van 2%, een eindbelasting ingehouden van 10% (+ 7% gemeentebelasting).
• Blijft u niet actief tot de wettelijke pensioenleeftijd, dan krijgt u na 20 jaar een nettokapitaal van 20.102,69 euro. Dat is iets minder gunstig, omdat de eindbelasting hoger is. In het geval dat u niet actief blijft tot de wettelijke pensioenleeftijd, of u niet voldoet aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan, wordt er naast de RIZIV-bijdrage van 3,55% en de solidariteitsbijdrage van 2%, een eindbelasting ingehouden van 16,5% (+ 7% gemeentebelasting).

Liquidatiereserve op de tweede plaats

Liquidatiereserves werken op een andere manier. Uw vennootschap bouwt ze op met haar belaste nettowinst. Beslist u om zo’n liquidatiereserve aan te leggen, dan krijgt u een afzonderlijke aanslag van 10%. Blijft de reserve minstens 5 jaar onaangeroerd, dan betaalt u bij de opname van de reserve 5% roerende voorheffing.

• Valt uw vennootschap onder het normale tarief van de vennootschapsbelasting (25%), dan komt een brutowinst van 1.000 euro per jaar overeen met een te beleggen bedrag van 681,82 euro. U moet daarbij rekening houden met 25% vennootschapsbelasting en 10% afzonderlijke aanslag.
• Na 20 jaar resulteert dat in een nettokapitaal van 16.141,07 euro, na aftrek van 5% roerende voorheffing. We veronderstellen hierbij dat u ieder jaar een brutorendement van 3% behaalt.
• Betaalt uw vennootschap het verlaagd tarief (20%), dan mag u ieder jaar iets meer beleggen. Zo spaart u op 20 jaar tijd 17.464,25 euro bijeen, na aftrek van 5% roerende voorheffing. We veronderstellen hierbij dat u ieder jaar een brutorendement van 3% behaalt.

Liquidatiereserve: wetswijziging

Kiest u voor een liquidatiereserve, dan zijn er ook twee andere scenario’s mogelijk.

• Neemt u de reserve op bij de ontbinding van uw vennootschap, dan betaalt u geen roerende voorheffing. Dat doet uw eindkapitaal in ons voorbeeld met ongeveer 1.000 euro stijgen.
• Neemt u uw reserve binnen de eerste vijf jaar op, dan betaalt u 20% roerende voorheffing. Dat doet het eindkapitaal in ons voorbeeld met ongeveer 2.500 euro dalen.

De wetswijziging doet de roerende voorheffing voor liquidatiereserves vanaf 2026 toenemen. Dat maakt de fiscale voorsprong van een IPT alleen maar groter. Het normale tarief stijgt van 5% naar 6,5%. De wachttermijn daalt van 5 naar 3 jaar. Voor opnames binnen de wachttermijn, stijgt de roerende voorheffing tot 30% (in plaats van 20% nu). In vergelijking met de IPT, mag u met de liquidatiereserve wel sneller geld uit de vennootschap halen.

Persoonlijk advies of meer informatie? Contacteer uw relatiebeheerder.